Secundaire victimisatie (NL)
Wanneer is er sprake van secundaire victimisatie?
Een huurder van een appartement heeft last van schimmel en hierdoor ernstige gezondheidsschade. Er worden onderliggende vochtproblemen vastgesteld. De gebouwbeheerder weigert alle medewerking en beschuldigt de huurder van bewonersgedrag. Is er hier sprake van een secundaire victimisatie?
Ja, er kan sprake zijn van secundaire victimisatie in deze situatie. Secundaire victimisatie treedt op wanneer een slachtoffer van een misdrijf of onrechtmatige daad verdere schade ondervindt door de reactie van anderen op het oorspronkelijke incident.
In dit geval heeft de huurder te maken met gezondheidsproblemen door schimmel in het appartement en de gebouwbeheerder weigert niet alleen om te helpen, maar beschuldigt de huurder ook van het veroorzaken van het probleem.
Deze reactie van de gebouwbeheerder kan de huurder het gevoel geven dat hij of zij niet serieus wordt genomen, niet gesteund wordt en onterecht beschuldigd wordt. Dit kan leiden tot extra stress, psychische klachten en een gevoel van onrechtvaardigheid, bovenop de reeds bestaande gezondheidsproblemen door de schimmel.
Deze negatieve ervaring als gevolg van de reactie van de gebouwbeheerder is een voorbeeld van secundaire victimisatie.
De gebouwbeheerder kan mogelijk aansprakelijk gesteld worden voor de schade die de huurder heeft geleden. De algemene juridische regels omtrent aansprakelijkheid in deze context vallen doorgaans onder het huurrecht en het verbintenissenrecht.
Hier zijn de belangrijkste punten:
Onderhoudsplicht van de verhuurder: Volgens het Nederlandse huurrecht is de verhuurder verplicht om de woning in goede staat van onderhoud te houden. Dit betekent dat de verhuurder moet zorgen voor een veilige en gezonde woonomgeving. Vochtproblemen en schimmel vallen doorgaans onder het onderhoud waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is.
Aansprakelijkheid voor gebreken: Artikel 7:204 van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt dat een verhuurder aansprakelijk is voor gebreken aan de woning die het woongenot van de huurder verminderen, tenzij de huurder zelf verantwoordelijk is voor die gebreken. In dit geval zijn er onderliggende vochtproblemen vastgesteld, wat erop wijst dat het een structureel probleem is en niet iets dat door de huurder is veroorzaakt.
Wanprestatie: Als de verhuurder nalaat om de noodzakelijke reparaties uit te voeren ondanks meldingen van de huurder, kan dit als wanprestatie worden beschouwd. Artikel 6:74 BW stelt dat wanprestatie een tekortkoming is in de nakoming van een verbintenis. In dit geval zou de verhuurder tekortschieten in de verplichting om de woning in goede staat te houden.
Schadevergoeding: Indien de wanprestatie leidt tot schade, zoals gezondheidsproblemen bij de huurder, kan de verhuurder verplicht worden om schadevergoeding te betalen. De huurder moet dan wel kunnen aantonen dat de gezondheidsproblemen het directe gevolg zijn van de schimmel en dat de verhuurder nalatig is geweest in het aanpakken van het probleem.
Secundaire victimisatie: Als de gebouwbeheerder de huurder onterecht beschuldigt van bewonersgedrag en daardoor verdere schade veroorzaakt, kan dit als een vorm van onrechtmatige daad worden beschouwd (art. 6:162 BW). Ook hiervoor kan de huurder mogelijk schadevergoeding eisen.
Stappen die de huurder kan nemen:
Documentatie verzamelen: Verzamel alle bewijsstukken zoals medische rapporten, foto’s van de schimmel, communicatie met de verhuurder en rapporten van deskundigen over de vochtproblemen.
Officiële klacht indienen: Dien een officiële klacht in bij de verhuurder en geef hem een redelijke termijn om het probleem op te lossen.
Huurcommissie inschakelen: Als de verhuurder niet reageert, kan de huurder de Huurcommissie inschakelen voor een oordeel over het onderhoudsgeschil.
Juridische stappen ondernemen: Indien nodig kan de huurder juridische stappen ondernemen en de verhuurder voor de rechter dagen voor schadevergoeding.
Kortom, de verhuurder heeft een wettelijke plicht om de woning goed te onderhouden en kan aansprakelijk worden gesteld voor zowel de primaire schade door de schimmel als voor de secundaire schade door de reactie van de gebouwbeheerder.